monopoliën

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Drie spelers monopoliën op een jaarbeurs voor bordspellen.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·no·po·liën, mo·no·po·li·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
monopoliën
monopoliede
gemonopolied
zwak -d volledig

Werkwoord

monopoliën

  1. inergatief het bordspel Monopoly spelen
     Als kind beschermde ik me en mijn familie tegen niet-tegen-mijn-verlies-kunnen door te gaan zitten lezen als de rest aan het monopoliën sloeg.[1]
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

de monopoliënmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord monopolie (verouderd)
     In Nederlands Oost-Indië bestond de 'opium- en zoutregie'. Om met de meest bekende poot van dit 'beheer van zekere monopoliën of staatsinkomen' (Koenen, Endepols, Bezoen 1951) te beginnen, het zout.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2023 Weblink bron
    Lisette Sevens
    “Back Gammon” (6 februari 1989) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2023 Weblink bron
    Hans Moll
    “Opium” (22 november 1984) op nrc.nl op Wikipedia