modulus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·du·lus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord modulus moduli
modulussen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de modulusm

  1. vaste maat als basis voor de verhouding van de onderdelen, bv. in de bouw
  2. gietvorm
  3. grootheid waarmee de logaritmen uit een stelsel vermenigvuldigd moeten worden, om de overeenkomstige logaritmen van een ander stelsel te krijgen
  4. doorsnede van munten en gedenkpenningen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be