modiste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·dis·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord modiste modistes
verkleinwoord modistetje modistetjes

Zelfstandig naamwoord

de modistev

  1. (beroep) vrouw die modeartikelen verkoopt
  2. (beroep) vrouw die betrokken is bij het maken van modeartikelen
     De namen van de aangeboden vakken roepen een sfeer van lang geleden op: modinette, costumière, tailleuse, coupeuse, coupeuse-leidster, handwerkontwerpster, modiste en lerares-coupeuse.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. modiste op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    Christine Stam-van Gent
    “Ruim baan voor eigen ontwerp” (am-van Gent

    16-10-2009), Reformatorisch Dagblad

  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be