mindering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- min·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van minderen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mindering | minderingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mindering v
- afname, korting, kleiner worden in hoeveelheid
- De reeds betaalde bedragen worden in mindering gebracht van het nog te betalen bedrag.
- PSV kreeg een mindering van competitiepunten in verband met de slechte financiële situatie.
Gangbaarheid
- Het woord mindering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mindering" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be