mieterde weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·ter·de weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

mieterde weg

  1. enkelvoud verleden tijd van wegmieteren
    • Ik mieterde weg. 
    • Jij mieterde weg. 
    • Hij, zij, het mieterde weg. 
    • Áls ik vroeger al stukken kreeg, dan mieterde ik ze weg of raakte ze kwijt. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen