mesure

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·sure
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mesure v

  1. afmeting
  2. (gestandaardiseerde) eenheid van lengte, oppervlakte of inhoud
    «Le mètre est une mesure de longueur, le kilogramme une mesure de masse, le litre une mesure de capacité.»
    De meter is een eenheid van lengte, de kilogram een eenheid van massa, de liter een eenheid van inhoud.
  3. (figuurlijk) matiging, gematigdheid
  4. mate, verhouding, in à la ~ de: in verhouding tot, afgemeten aan
  5. maatregel
  6. (muziek) manier om een muziekstuk in te delen

Werkwoord

vervoeging van
mesurer

mesure

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van mesurer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van mesurer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van mesurer

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron mesure in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition (huidig) op dictionnaire-academie.fr