messteek
Uiterlijk
- mes·steek
- samenstelling van mes en steek [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | messteek | messteken |
verkleinwoord | messteekje | messteekjes |
de messteek m
- verwonding met een mes
- De moordenaar had het slachtoffer met wel 20 messteken om het leven gebracht.
- (figuurlijk) iets was een messteek door iemands hart
- De ijselijke kreet van het meisje ging als een messteek door het hart van de bezorgde vader.</ref>
- Het woord messteek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "messteek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be