melkhuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • melk·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord melkhuis melkhuizen
verkleinwoord melkhuisje melkhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het melkhuiso [1]

  1. deel van een boerderij waar de koeien gemolken worden
     Een oplettende buschauffeur die rook uit de stal zag komen sloeg alarm en stopte toeterend voor de boerderij. De familie was toen bezig in het melkhuis. Een passagier stapte uit om de brandweer te alarmeren. Een buurman was intussen ook toegesneld en had de staldeuren opengezet om de koeien het weiland in te loodsen, meldt NH Nieuws.[2]
  2. winkel waar men melk en andere zuivelproducten verkoopt
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 maart 2022 Weblink bron “Koeien uit brandende stal gered dankzij menselijke keten” (04 mrt. 2018), De Telegraaf