melkboerenhondenhaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • melk·boe·ren·hon·den·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord melkboerenhondenhaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het melkboerenhondenhaaro

  1. (spottend) van mensenhaar: haar van onbestemde kleur zonder krullen
    • Margriet de Moor - Atie wist - zoiets voelt elke vrouw - dat ze er in het licht onder twee perkamenten kapjes bijzonder jong en mooi uitzag, het melkboerenhondenhaar zijdezacht glanzend met een rossige tint.[2] 
    • Op een bankje naast me zat een scharminkel van een meid met bloeddoorlopen kraaloogjes en slordig gebleekt melkboerenhondenhaar. Naast haar bevond zich een jongeman, een voormalige woestijnprins, bleek en vet geworden, maar met mooie zwarte krullen en hertenogen in zijn puddinggezicht. Ze droegen allebei leren motorjacks en verspreidden de scherpe lucht van mensen die hele dagen in een klein kamertje met de ramen dicht zitten te roken. [3] 
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 1 oktober 2014
  3. Volkskrant SYLVIA WITTEMAN 1 juni 2013