medeweggebruiker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·de·weg·ge·brui·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mede bw en weggebruiker zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medeweggebruiker | medeweggebruikers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de medeweggebruiker m
- iemand die in een ander voertuig samen met jou reist over dezelfde weg of groep wegen
- ▸ Af en toe werd hij ingehaald door een geïrriteerde medeweggebruiker die eerst demonstratief vlak achter hem ging rijden en hem daarna voorbijraasde in een woedende sneeuwwolk die hem enkele angstige ogenblikken verblindde.[2]
- ▸ Een 57-jarige vrachtwagenchauffeur is vanmorgen op de A12 bij de grens met Duitsland opgepakt, omdat hij een medeweggebruiker heeft bedreigd met een pistool.[3]
Gangbaarheid
- Het woord medeweggebruiker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496
- ↑ Weblink bron “Trucker bedreigt automobilist met pistool” (Donderdag 17 maart 2016), NOS