maandbedrag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maand·be·drag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maandbedrag maandbedragen
verkleinwoord maandbedragje maandbedragjes

Zelfstandig naamwoord

het maandbedrago

  1. hoeveelheid geld dat men per maand voor iets moet betalen
     Hij ziet dat veel mensen de kop in het zand steken. Ze nemen geen contact op met hun energieleverancier om hun maandbedrag bij te stellen. Het bedrag dat ze wel betalen is dus feitelijk te laag. "Het gaat om zo'n 10 procent van onze klanten." En die krijgen over een aantal maanden een flink hoge jaarafrekening gepresenteerd, weet hij. "Het kan dan in totaal wel om meer dan 1000 euro gaan."[1]
     Het Nibud heeft geen recente cijfers over hoeveel mensen hun energierekening niet kunnen betalen. "We maken ons zorgen om deze nieuwe prijsstijgingen. Dit betekent voor velen dat hun maandbedrag weer fors hoger wordt.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Floor Ligtvoet en Daniël Heeringa
    “Ineens redden deze middeninkomens het niet meer” (Woensdag 13 april 2022, 12:30), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Rob Koster
    “Energieprijzen stijgen nog veel meer per 1 juli” (Dinsdag 31 mei 2022, 17:03), NOS