maakte aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanmaken

maakte aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aanmaken
    • Ik maakte aan. 
    • Jij maakte aan. 
    • Hij, zij, het maakte aan. 


Gangbaarheid