maak ruzie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak ru·zie
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ruziemaken

maak (…) ruzie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziemaken
    • Ik maak ruzie. 
  2. gebiedende wijs van ruziemaken
    • Maak ruzie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziemaken
    • Maak je ruzie? 

Gangbaarheid