lymfeklier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de structuur van een lymfeklier
Uitspraak
Woordafbreking
  • lym·fe·klier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lymfeklier lymfeklieren
verkleinwoord lymfekliertje lymfekliertjes

Zelfstandig naamwoord

de lymfeklierv / m

  1. (anatomie) boonvormig orgaantje waarin lymfocyten de lymfe zuiveren van ziekte verwekkers
    • Fajgenbaum was 25 jaar en zat in zijn derde jaar geneeskunde aan de universiteit van Pennsylvania toen de ellende begon. De sportieve jongeman merkte dat hij opgezette lymfeklieren had, hij voelde zich erg moe en had 's nachts last van extreme zweetaanvallen. Het werd zo erg dat hij tussen patiënten door vaak vijf minuutjes sliep om genoeg energie te verzamelen om verder te kunnen.[2] 
    • Voor een tattoo in je okselholte moet je best wel een hoge pijngrens hebben, dat zegt tatoeëerster Tanne. ‘Het doet absoluut pijn’, klinkt het. ‘De pijngrens is natuurlijk afhankelijk van persoon tot persoon, maar het is een feit dat de huid in de okselholte anders (lees: gevoeliger) is. Als tatoeëerder moet je goed weten waar je mee bezig bent. In de oksel werk je dicht bij allerlei klieren zoals de lymfeklier. Een van de risico’s is dat de klant door het continue prikken van de naald een koortsaanval kan krijgen.’[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 05-04-2017
  3. De Standaard 21/06/2017 door vwh
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be