logologo
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lo·go·lo·go
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logologo | logologo's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het logologo o
- (straalvinnigen) Anguilla anguilla glibberige, lange, slangachtige vis
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord logologo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.