litotes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·to·tes
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord litotes litotessen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de litotesv / m

  1. een stijlfiguur waarbij een begrip wordt omschreven door de ontkenning van het tegengestelde, met het doel juist een sterke bevestiging uit te drukken, bv. 'hij is er niet vies van' voor 'hij doet of lust het graag'
Vertalingen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen