landschapspijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·schaps·pijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landschapspijn landschapspijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de landschapspijnv / m

  1. het onaangename gevoel dat iemand krijgt als de kwaliteiten van de leefomgeving achteruit gaan
     "Ik rijd door Friesland en ik huil van binnen. Ik huil, omdat ik overal verlies om me heen zie." De Friese bioloog Theunis Piersma voelt pijn wanneer hij kijkt naar het Friese landschap. Landschapspijn om precies te zijn.[1]
     Ook de toekomst van het Twentse landschap speelt een rol. D66 had het tijdens de behandeling van de voorjaarsnota over ‘landschapspijn’. Dat is het niet meer herkennen van het typische Twentse landschap door schaalvergroting in de landbouw en het kappen van houtwallen. Ook de verdergaande verstening van de leefomgeving speelt mee, aldus D66.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 augustus 2023 Weblink bron “Landschapspijn: hoe mooi is het Friese boerenland nog?” (Donderdag 8 september 2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 augustus 2023 Weblink bron “D66: een nieuwe boom voor iedere Lossernaar” (20-07-2019), Tubantia