lammetje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·me·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: 30 stuivers’ aangetroffen vanaf 1860 [1]
  • Herkomst: Bargoens [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lammetje lammetjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lammetje o

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) dertig stuivers

Zelfstandig naamwoord

het lammetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord lam

het lammetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord lamme

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen