krantenbak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kran·ten·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krantenbak krantenbakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de krantenbakm

  1. (meubel) standaard waarin men kranten kan bergen
     Op een keer riep ik, gebogen over de krantenbak: 'Tygo, doe die deur achter je dicht.'[2]
     Directeur en mede-eigenaar Arie Timmer zegt in een reactie: ,,Bij ons werken mensen op zondag niet. Zo simpel is het. Tegenwoordig kunnen bezoekers wel op onze website kijken op zondag. We zijn namelijk niet principieel tegen kijken. Mensen hebben thuis ook de krant in de krantenbak liggen. Maar we verkopen niet op zondag, dat is de lijn die we trekken."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 maart 2022 Weblink bron “Deze 5 webshops uit Twente zijn elke zondag gesloten” (13-12-2015), Tubantia