krachtens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krach·tens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1817 [1]
  • mogelijk afgeleid van krachten (datief meervoud) met het achtervoegsel -s; in de 18e eeuw kende het Nederlands de uitdrukking "uit krachte" (datief enkelvoud) met de betekenis "uit hoofde van"; onder invloed van het Duitse Kraft kan hieruit een voorzetsel zijn ontstaan [2][3][4]

Voorzetsel

krachtens

  1. (formeel) met het vermogen of bevoegdheid die voortvloeit uit, op grond van
    • De massamedia versterken dit verschil doordat zij krachtens hun aard eerder het nieuwe dan het normale verslaan, en daarom directe acties groter doen lijken dan zij zijn. [5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen