kraambezoeker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kraam·be·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kraam en bezoeker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraambezoeker | kraambezoekers |
verkleinwoord | kraambezoekertje | kraambezoekertjes |
Zelfstandig naamwoord
de kraambezoeker m
- de bezoeker van een marktkraam.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'kraambezoeker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.