koutje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kou·tje
Woordherkomst en -opbouw
- Verkleinwoord van kou.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | koutje | koutjes |
Zelfstandig naamwoord
koutje o dim. tant.
- (medisch) een verkoudheid
- Hij had een koutje opgelopen.
- Het lijkt een faux pas. Een kuchje op het verkeerde moment. ‘Sorry’, zegt het kamermeisje Abigail (Emma Stone) als de explosieve koningin Anne (Olivia Colman) haar vinnig aankijkt. ‘Ik denk dat ik een koutje heb gevat toen ik gisteren de kruiden plukte tegen uw jicht.’ [1]
Gelijkklinkende woorden
Zelfstandig naamwoord
koutje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kou
Vertalingen
Woordafbreking
- kout·je
Zelfstandig naamwoord
koutje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kout
Gangbaarheid
- Het woord koutje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koutje" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ de Volkskrant Floortje Smit 2 januari 2019 The Favourite is verschrikkelijk grappig en oneindig tragisch (vijf sterren)
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Medisch in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 70 %
- Prevalentie Vlaanderen 49 %