kook af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kook af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoken

kook af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • Ik kook af. 
  2. gebiedende wijs van afkoken
    • Kook af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • Kook je af? 


Gangbaarheid