koffieklets

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kof·fie·klets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koffieklets
verkleinwoord koffiekletsje koffiekletsjes

Zelfstandig naamwoord

de koffiekletsv / m

  1. een praatje tijdens de koffiepauze
    • Zondag 17 aug koffieklets bij de herder. Ongedwongen bezoek aan de herder met zijn honden en kudde. Schaapskudde op de Borkeld, Borkeldweg 1, Markelo. [1] 
    • De competenties zijn doorheen de jaren wel veranderd. 'Het cliché van de stoffige 'reiziger' die met een iets te groot kostuum een koffieklets ging houden bij een aantal klanten en daarna de kroeg indook, heeft al lang zijn tijd gehad. [2] 
    • Of er ook nadelen zijn? "De werkdruk en de vereiste kennis zijn niet te onderschatten. Het is niet meer zoals vroeger toen er een lang koffieklets kon gehouden worden met collega's of patiënten. De efficiëntie is sterk toegenomen, onder meer door de technische evoluties. [3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen