knoffel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knof·fel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knoffelen |
knoffel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knoffelen
- Ik knoffel.
- gebiedende wijs van knoffelen
- Knoffel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knoffelen
- Knoffel je?
Afrikaans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knoffel | knoffels |
Zelfstandig naamwoord
knoffel