Naar inhoud springen

klinikk

Uit WikiWoordenboek
  • kli·nikk
  • Afkomstig van het Oudgriekse werkwoord κλίνειν (zich buigen, zich neerleggen)
Naar frequentie 15472
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klinikk     klinikken     klinikker     klinikkene  
genitief   klinikks     klinikkens     klinikkers     klinikkenes  

klinikk m

  1. (medisch) kliniek
    «Vår klinikk er ditt fristed i en hektisk hverdag.»
    Onze kliniek is uw toevluchtsoord in een hectisch leven.


  • kli·nikk
  • Afkomstig van het Oudgriekse werkwoord κλίνειν (zich buigen, zich neerleggen)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klinikk     klinikken     klinikkar     klinikkane  

klinikk m

  1. (medisch) kliniek