kleurloosheid
Uiterlijk
- kleur·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleurloosheid | kleurloosheden |
verkleinwoord |
de kleurloosheid v
- het kleurloos zijn
- De kleurloosheid van de bescheiden pubers zorgde ervoor dat ze niet opvielen in de klas.
- Het woord kleurloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.