klem vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klem vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastklemmen

klem (…) vast

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastklemmen
    • Ik klem vast. 
  2. gebiedende wijs van vastklemmen
    • Klem vast! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastklemmen
    • Klem je vast? 

Gangbaarheid