klantenpas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klan·ten·pas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klantenpas klantenpassen
verkleinwoord klantenpasje klantenpasjes

Zelfstandig naamwoord

klantenpas m

  1. een kaart waarmee de klant extra voordelen kan krijgen bij een winkel
    • De klantenpas, door winkeliers gentroduceerd als een middel om klanten te binden, wint door oprukkende elektronica aan waarde. Het gebruikersgemak stijgt met het aantal toepassingen, winkeliers krijgen beter zicht op wensen van klanten. De mogelijkheden lijken onbegrensd.[1] 
    • Met de introductie van zogeheten klantenpassen deden detaillisten de voorbije jaren een poging de afstand tot de consument te verkleinen. Vaste klanten kregen een op naam gesteld identiteitsbewijs, te tonen bij aankopen. In ruil voor hun gegevens doet de winkelier zo nu en dan een bijzondere aanbieding. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Dirk Limburg 12 mei 1993
  2. NRC Dirk Limburg 12 mei 1993