kasseirijder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·sei·rij·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasseirijder kasseirijders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kasseirijderm

  1. (wielrennen) wielrenner die op kasseien rijdt
  2. (wielrennen) wielrenner die goed is of gespecialiseerd is in het rijden op kasseien
    • Op de kasseien van de Vlaamse Westhoek had de kasseirijder een voordeel. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid