kasseirijder
Uiterlijk
- kas·sei·rij·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasseirijder | kasseirijders |
verkleinwoord |
de kasseirijder m
- (wielrennen) wielrenner die op kasseien rijdt
- (wielrennen) wielrenner die goed is of gespecialiseerd is in het rijden op kasseien
- Op de kasseien van de Vlaamse Westhoek had de kasseirijder een voordeel.
- Het woord 'kasseirijder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.