kantelen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- kántelen
- kantélen
Woordafbreking
- kan·te·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘omkeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kantelen |
kantelde |
gekanteld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kántelen
- ergatief omvallen door onevenwicht
- Schepen kunnen kantelen als de lading gaat schuiven.
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
kantélen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kanteel
- Van achter de kantelen schoten boogschutters hun pijlen af op de aanvallers, terwijl die hen moeilijk konden raken.
Gangbaarheid
- Het woord kantelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kantelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %