kampdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kamp·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kampdag kampdagen
verkleinwoord kampdagje kampdagjes

Zelfstandig naamwoord

de kampdagm

  1. dag van een vakantie in een vakantiekamp
    • 'Dennebos' werd vorige week door de Jewish Agency in bijzijn van Israelische hoogwaardigheidsbekleders en een televisieploeg omgedoopt tot kamp 'Bar-Lev', naar de Israelische ambassadeur in Moskou die eerder dit jaar overleed. De plechtigheid geschiedde op donderdag, de vierde kampdag pas voor een groep van honderdvijftig tieners in de leeftijd van dertien tot zestien jaar. Ze zongen staande het Israelische volkslied, waarvan de tekst met de overhead-projector werd afgebeeld op de muur. [1] 
    • Ontgroend wordt er nog altijd, maar alleen in de weekends en doordeweeks tot een uur 's nachts. Zodat de nieuwelingen -s morgens fris in de collegebanken zitten. Nu probeert het ASC/AVSV de eerstejaars vanaf het begin in te peperen dat ze in de eerste plaats naar Amsterdam zijn gekomen om te studeren. In de kennismakingscommissie zit tegenwoordig niet meer alleen een 'commissaris M' - van 'mores' - maar ook een 'commissaris S', van 'studie'. En tijdens de 'kampdagen', als de eerstejaars op het platteland onkruid gaan wieden om de verenigingskas te spekken, pendelen er zelfs bussen op en neer voor de foeten met verplichte werkgroepen. Van Beusekom: “Maar je moet niet te spastisch doen. Een knor (het traditionele woord voor niet-corpsleden) mist ook wel eens een college.” [2] 
    • De volgende dag bestaat Orljonok 51 jaar. Het wordt gevierd met een vlaggenparade, trompetgeschal en een gedicht door een klein, brutaal joch met de intonatie van een Sovjetpropagandafilm. Na afloop stromen de tranen rijkelijk – het is tevens de laatste kampdag van deze lichting – als de begeleiders de kinderen decoreren met een vaantje en er zacht kampliedjes worden gezongen. [3] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen