justitiabele

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·sti·tia·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord justitiabele justitiabelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de justitiabelev / m

  1. (juridisch) rechtzoekende, deelnemer aan een juridisch proces
    • De justitiabele had op 10 november eindelijk de zitting. 
  2. (juridisch) iemand die aan de rechtsmacht van een rechtsprekende instantie onderworpen is
  3. gedetineerde, iemand die onderworpen is aan vrijheidsbeneming

Bijvoeglijk naamwoord

justitiabele

  1. verbogen vorm van de stellende trap van justitiabel


Gangbaarheid