juffendag
Uiterlijk
- juf·fen·dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juffendag | juffendagen |
verkleinwoord | juffendagje | juffendagjes |
- (onderwijs) de dag dat men de verjaardag van al het onderwijzend personeel van een school tegelijkertijd viert
- Voor de jaarlijkse meester- (enkelvoud) en juffendag hebben de leerlingen van de Tormijnschool samen met hun groepsleerkrachten de school in Noordijk verruild voor... de Needse Berg. [1]
- Ik had een paar dagen terug nog wel zo’n geweldig voornemen om af te vallen. Samen met mijn vriend, want ook hij heeft een behoorlijk buikje. Hij is 3 dagen bezig. Ik geen een. Mijn excuus? Het was juffendag, en alle ouders mochten hapjes verzorgen. Ik ben dan ook meteen aan het koken geslagen. En aangezien ik genoeg had klaargemaakt, de juffen niet wilde kwellen met een overdaad aan peper, werd het een proeffestijn. Een gefrituurd ei in masalasaus. Lekker. Kokosballetjes. Altijd een genot. En speciaal voor de kinderen saté: dus extra proeftesten. [2]
- Het woord 'juffendag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "juffendag" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia Peter Zandee 09-07-18 Meester- en juffendag op Needse Berg
- ↑ De Telegraaf 14 jul. 2012 Een tut of niet?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %