juf
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- juf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juf | jufs juffen |
verkleinwoord | juffie jufje |
juffies jufjes |
Zelfstandig naamwoord
juf v
- (onderwijs), (informeel) lerares van een lagere school of peuterklas
- Dat mochten we niet van de juf.
- Kaspar kwam zuchtend uit de peuterklas en zei: we moesten weer zo hard werken van de juf!.
- jonge vrouw, meisje
- Ja, dat is een leuk juffie geworden.
- Regering van Suriname gaat niet door de knieën voor jufje Herfkens.
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord juf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'juf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Ujir
Zelfstandig naamwoord
juf
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Ujir
- Zelfstandig naamwoord in het Ujir