jongeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jon·ge·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jonge man’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • Afgeleid van jong met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud meervoud
naamwoord jongeling jongelingen
verkleinwoord jongelingetje jongelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de jongelingm

  1. jong persoon
    • Een jongeling van achttien jaren. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen