joiner

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
joiner joiner

Zelfstandig naamwoord

joiner

  1. (beroep) schrijnwerker, meubelmaker
    «Have you considered a career as a joiner
    Heb je een loopbaan als meubelmaker overwogen?
  2. nieuwkomers iemand die zich ergens bij aansluit, vooral beroepshalve
    «With increasing pressure and expectations for new joiners to 'hit the ground running', we want our new joiners to slot in quickly.»
    Met de toenemende druk en verwachtingen op nieuwkomers om meteen volop te kunnen presteren, willen we dat zij snel hun plek kunnen vinden.