iriscopist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: iriscopist (hulp, bestand)
Woordafbreking
- iri·sco·pist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | iriscopist | iriscopisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
iriscopist m
- (beroep) (medisch) iemand die totale gezondheid van een patiënt kan aflezen aan zijn regenboogvlies in het oog, het is een niet wettelijk erkende genezer
- Iedereen wil bijzonder zijn. Volgens Theresa is ieder mens paranormaal begaafd. Ik ben helderziend, mijn echtgenote is iriscopist en ome Dirk gebedsgenezer. Alleen weten we dat zelf nog niet. We moeten onze gaven nog ontdekken, zogezegd.[2]
- De Rotterdamse promovendus Kamran Ikram wil niet als een variant van de iriscopist door het leven gaan. Zo van: ik kijk in je ogen en voorspel of je dement wordt of suikerziekte krijgt.'Nee, nee, zo gaat dat niet', zegt hij snel. 'De aderen in het oog waarik naar kijk, zijn te klein om met het blote oog iets te kunnen waarnemen.Daarvoor is gespecialiseerde apparatuur nodig.' I [3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord iriscopist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ iriscopist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC 18 september 2007
- ↑ Volkskrant 10 september 2005