inventief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ven·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vindingrijk’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • afgeleid van inventie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse inventif of daarvoor van het Latijn
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inventief inventiever inventiefst
verbogen inventieve inventievere inventiefste
partitief inventiefs inventievers -

Bijvoeglijk naamwoord

inventief

  1. vindingrijk
     Mijn buddy England had ik al maanden niet meer gezien, maar ik dacht nog vaak aan de inventieve manier waarop hij zijn leven thuis had ingericht.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen