interrupt
Uiterlijk
- in·ter·rupt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interrupt | interrupts |
verkleinwoord | interruptje | interruptjes |
interrupt [1]
- (informatica) een verzoek om aandacht van een hardwarecomponent aan een andere.
- Het woord 'interrupt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.