interlock

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·lock
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘dubbel breigoed, ondergoed daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1]
  • afgeleid van het Engelse lock met het voorvoegsel inter- [2]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord interlock
verkleinwoord
2 enkelvoud meervoud
naamwoord interlock interlocks
verkleinwoord interlockje interlockjes

Zelfstandig naamwoord

interlock m / o [3]

  1. dubbel breigoed van fijne garens
  2. (kleding) onderhemd dat gemaakt is van interlock

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen