informaticasector
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·for·ma·ti·ca·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van informatica zn en sector zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informaticasector | informaticasectoren informaticasectors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de informaticasector m
- (economie) (informatica) alle leveranciers van producten en diensten op het gebied van informatietechnologie
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord informaticasector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.