inbus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·bus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbus | inbussen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
inbus m
- bevestigingsmateriaal met een binnenzeskant die alleen met een inbussleutel kan worden aan- of losgedraaid
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord inbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.