inbitter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·bit·ter
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inbitter - -
verbogen inbittere - -

Bijvoeglijk naamwoord

inbitter

  1. (verouderd) heel bitter
    • (...) Pieter Pieterszoon, die by de tydgenooten zyner jeughd, om 't uitkyken (al dat pas) van een inbitter hart, den bynaam van Draakebloedt plagh te draaghen; [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen


Middelnederlands

Bijvoeglijk naamwoord

inbitter

  1. heel bitter