ijshockeyschaats

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·hoc·key·schaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijshockeyschaats ijshockeyschaatsen
verkleinwoord ijshockeyschaatsje ijshockeyschaatsjes

Zelfstandig naamwoord

de ijshockeyschaatsv / m

  1. schaats speciaal gemaakt voor het ijshockeyen
     Wanneer de bel voor de pauze ging trokken we de veters strak en klosten meteen het ijs op, de jongens op ijshockeyschaatsen, slechts enkele hadden nog oude bandyschaatsen met een punt van voren, de meisjes droegen witte kunstschaatsen.[2]
     Nederlanders zochten de laatste dagen massaal naar schaatsen op Marktplaats. De site meldt dat het aantal zoekopdrachten steeg tot 17.000 in drie dagen. Dat is vijfmaal meer dan normaal. Het aantal aangeboden kunstschaatsen, noren en ijshockeyschaatsen op de website verdriedubbelde afgelopen weekend.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 augustus 2022 Weblink bron “Marktplaats: Schaatsen niet aan te slepen” (6 februari 2018), Reformatorisch Dagblad