huurperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurperiode huurperiodes
huurperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huurperiodev

  1. de tijd dat men iets huurt
     Woningen kunnen voortaan, als het aan de Tweede Kamer ligt, langer tijdelijk worden verhuurd. In plaats van twee jaar kan een tijdelijk huurcontract dan maximaal drie jaar duren. Het wordt binnen die periode wel mogelijk om een contract één keer te verlengen, maar een huurperiode mag dus niet langer dan drie jaar duren.[1]
     Volgens de burgemeester heeft het COA met de verhuurder van het pand gesproken over een maximale huurperiode van twee jaar.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Kamer stemt voor langere tijdelijke huurcontracten” (Vrijdag 12 maart 2021, 19:44), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Winschoten gaat honderd asielzoekers opvangen om Ter Apel te ontlasten” (Dinsdag 12 april 2022, 16:32), NOS