huurpand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·pand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurpand huurpanden
verkleinwoord huurpandje huurpandjes

Zelfstandig naamwoord

het huurpando

  1. een gebouw dat door een verhuurder aan een huurder wordt verhuurd
     In grote delen van het centrum van Berlijn hadden de huurpanden winkels op de begane grond, dat kon van alles zijn, van levensmiddelen en kleine naaiateliers tot antiquairs, groentemannen en meubelverkopers, groot en klein door elkaar heen zonder enig systeem, behalve in grote winkelstraten zoals de Leipziger Strasse.[1]
     Het zorgt ervoor dat ze noodgedwongen in hun huurpand blijven zitten en een doorstroming uitblijft. Olde Olthof: „Nieuwe huurders moeten hierdoor veel langer wachten tot een huis vrijkomt. Daarom gaan we bepalen wat een redelijke termijn is om een woning te vinden.”[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 juli 2022 Weblink bron
    Dick Janssen
    “Druk op woningmarkt in Wierden: ‘Huurders blijven langer zitten, omdat ze koophuis niet kunnen betalen’” (19-12-2021), Tubantia