huppelpas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hup·pel·pas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huppelpas huppelpassen
verkleinwoord huppelpasje huppelpasjes

Zelfstandig naamwoord

de huppelpasm

  1. een beweging die lijkt op dansen en lopen met kleine sprongetjes
    • Blijmoedig leggen zij hun ingewikkelde parcours af, van links naar rechts en vice versa, in een halve cirkel, een diagonaal, met een tilt, een zijwaarts sprongetje, een huppelpas, een kwart, halve of hele draai, steeds dynamischer en complexer tot, pats boem, de muziek stopt, en het publiek verbluft achterblijft bij een leeg toneel. [1] 
    • Het Scherzo is in de opvatting van Elder niet zozeer een furieuze dans als wel een luchtig gestemde Tsjechische huppelpas. Niet alle passages kwamen er haperingsvrij uit - neem de motiefjes die de verschillende orkestgroepen in de Finale als estafettestokjes aan elkaar doorgeven. Maar dat betreft details die in de volgende uitvoeringen zonder twijfel zullen worden gladgestreken. [2] 
    • Zijn bijna vederlichte huppelpasjes vlak nadat hij is uit geroepen tot 'meest waardevolle speler' van de wedstrijd, lijken toe te horen aan een balletdanser. [3] 
    • Waar de winterwandelaar gekenschetst wordt door een ferme tred om bevroren ledematen te voorkomen en de lentewandelaar te herkennen is aan een lichte huppelpas (in tegenstelling tot de zomerwandelaar, die loom voortstapt) is de natuurlijke gang van de herfstwandelaar als een geïmproviseerde dans. [4] 
    • Met haar ongekunstelde – maar ongetwijfeld nauwkeurig gechoreografeerde – huppelpasjes tekent Kraakman de waanzin van de liefde voor iedereen uit. Een laaiende vrouw met schaterend haar, zou Claus zeggen, veranderlijk en wisselvallig. [5] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]


Verwijzingen