huizenkoper

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  huizenkoper    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hui·zen·ko·per

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  huis zn  en  koper zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huizenkoper	huizenkopers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huizenkoper m

1. iemand die door het betalen van geld eigenaar wordt van een woning

   ▸ "Het is een erg transparant systeem", zegt econoom Høegh. "De huizenkoper kan in de krant lezen wat de rente vandaag is en wat dat voor hun hypotheek betekent."

   ▸ Hoeveel inflatie het CBS meet, is bepalend voor heel veel zaken. Het beïnvloedt in hoeverre de lonen mee moeten stijgen om er niet op achteruit te gaan, maar ook hoe hard de huren mogen stijgen. De inflatie bepaalt ook het beleid van de centrale bank, dat weer van invloed is op hoeveel rente een huizenkoper betaalt voor een hypotheek.

Gangbaarheid

• Het woord huizenkoper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.