huilt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huilt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uithuilen

huilt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuilen
    • Jij huilt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuilen
    • Hij huilt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uithuilen
    • Huilt uit! 

Gangbaarheid